Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg

 

Artikel 43
1
Ten aanzien van een onderdaan van een lid-Staat der Europese Economische Gemeenschap of van een andere overeenkomstsluitende staat, die buiten Nederland in een der lid-Staten van die gemeenschap dan wel in een van de andere overeenkomstsluitende staten gevestigd is als beoefenaar van een in artikel 3 genoemd beroep en aan de in het tweede lid omschreven voorwaarden voldoet, blijven ter zake van de diensten die hij in de uitoefening van dat beroep verleent aan een persoon hier te lande, buiten toepassing:
a
het in artikel 4, tweede lid, gestelde verbod, voor zover het de titel betreft, waarvan het voeren voorbehouden is aan degenen die in de op dat beroep betrekking hebbende hoedanigheid in het desbetreffende register ingeschreven staan;
b
het in artikel 35, eerste lid, gestelde verbod, voor zover het handelingen betreft, waartoe de onder a bedoelde personen bevoegd zijn.
2
De in het eerste lid bedoelde voorwaarden zijn:
a
de betrokkene dient in een der lid-Staten dan wel in een van de andere overeenkomstsluitende staten een op de bekwaamheid tot het uitoefenen van zijn beroep betrekking hebbend getuigschrift te hebben verkregen, dat krachtens artikel 41, eerste lid, onder a, is aangewezen;
b
zijn rechten ter zake van de uitoefening van zijn beroep in de lid-Staat onderscheidenlijk een andere overeenkomstsluitende staat waar hij gevestigd is mogen aan geen beperkingen krachtens een maatregel als bedoeld in artikel 42, eerste lid, onderworpen zijn;
c
de betrokkene dient aan Onze Minister te hebben gemeld dat hij als beoefenaar van het desbetreffende beroep in Nederland diensten verleent en dient de volgende bescheiden te hebben overgelegd:
1
een bewijsstuk, niet ouder dan twaalf maanden, waaruit blijkt dat hij de desbetreffende werkzaamheden in de lid-Staat onderscheidenlijk de andere overeenkomstsluitende staat waar hij gevestigd is, wettig uitoefent;
2
een bewijsstuk dat hij het onder a bedoelde getuigschrift heeft verkregen;
3
een bewijs van de nationaliteit van de betrokkene.
3
In geval van een dienstverlening in Nederland, ten aanzien waarvan het eerste lid van toepassing is, is de betrokkene, indien de in dat lid, onder a, bedoelde personen aan tuchtrechtspraak overeenkomstig deze wet onderworpen zijn, ter zake van hetgeen door hem in het kader van die dienstverlening wordt verricht, eveneens aan bedoelde rechtspraak onderworpen en wordt hij ter zake van deze verrichtingen voor de toepassing van artikel 96 met die personen gelijkgesteld.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •